Maak van de stad één groot pakhuis

Online shoppen heeft eigenlijk maar één groot voordeel boven winkelen in de stad: alles is er te koop. En alles is te koop op één plaats, namelijk mijn schoot. Verder valt het wel mee met de voordelen. Je kunt niets passen op internet, je kunt er niet rondsnuffelen, het is er niet per se goedkoper. Ja, je hoeft je huis niet uit. En het is altijd open. Ook dat is praktisch.
Internet heeft ook vrij veel nadelen. Het is kil, afstandelijk, maar vooral: het duurt vrij lang voor ik iets in huis heb. Als ik een boek of een broek bestel, wil ik die graag zo snel mogelijk hebben. Het liefst nu meteen. En dus bouwen bedrijven als Coolblue pakhuizen in elke stad, van waaruit ze binnen een uur kunnen leveren. Probleem opgelost.
Misschien wel, maar waarom zo’n dure oplossing? Een distributiecentrum bouwen kost geld, je moet er personeel voor aannemen, busjes laten rijden. Dat laatste is bovendien niet prettig voor de steden die toch al te maken hebben met een groeiende logistieke druk.
Kunnen we van de stad niet één groot distributiecentrum maken? Neem een middelgrote stad als Amersfoort of Arnhem. Daar is ongeveer alles te koop. In ieder geval alles wat Coolblue in z’n warehouse zou opslaan. Schoenen, kleding, elektronica, boeken. De stad is in feite één groot pakhuis vol met goederen. Je moet alleen maar weten wat waar ligt. En dat is vaak het probleem. Je loopt door de stad en je hebt geen idee wat waar te koop is. En na drie keer vragen naar het laatste boek van Ronald Giphart geef je het op en vlucht je naar Bol.com. Maar dat is natuurlijk op te lossen. Kijk hoe booking.com en Trivago de hotelmarkt ontsluiten. Weet u nog hoe ingewikkeld het 25 jaar geleden was een hotelkamer te vinden? En hotels klagen wel over de afdracht die ze moeten doen aan die sites, ze kunnen ook niet meer zonder.
Hetzelfde kan met andere goederen. Winkels hoeven alleen maar hun de data uit voorraadsystemen te delen met Coolblue, Bol.com en welke webshop dan ook. Zo wordt de stad één groot pakhuis, waarbij de ene unieke Levi’s in de ene straat ligt en een braadpan in de andere. Technisch is dat helemaal geen rocketscience, de meeste winkels hebben kassa- en voorraadsystemen die dat al kunnen. De voordelen liggen daarbij voor de hand: extra omzet voor de winkels in de stad en minder kosten voor de Coolblue’s van deze wereld. Bovendien kunnen die webshops hun klanten nog sneller en specifieker bedienen. De praktische problemen zijn te overzien: je moet afspraken maken over de marges, wie verdient wat? En je moet natuurlijk een fijnmazig distributiesysteem opzetten (of je lokt de klant naar de winkel door het daar te laten ophalen), maar bedrijven als ColliBox, experimenteren al met fijnmazig vervoer, dus ook daar wordt aan gewerkt. Het lijkt me kortom een win-win in de maak. Waarbij de grootste voordelen liggen bij de maatschappij als geheel, want door zo te denken over onze binnensteden verkleinen we én de vervoersbewegingen binnen de stad én geven we de binnenstad extra bestaansrecht. En ik weet niet hoe het bij u zit, maar ik wil graag dat onze binnensteden blijven bestaan.
Het grootste obstakel is de winkelier in de binnenstad die de webshop als concurrent ziet en niet als afzetkanaal. Het probleem heet vertrouwen: durf ik mijn voorraden te delen? Kan die omdenken en partijen als Bol.com opeens vertrouwen? En wil Coolblue of Bol wel samenwerken met tientallen winkeliers?
Maar het kan wel. De stad is al één groot pakhuis. We hoeven het alleen maar te gebruiken.
Jan-Willem Wesselink is hoofdlaborant van het Kennislab voor Urbanisme
Lees meer blogs over Urbanisme